Gedachten bij een verblijf in de Sint Sixtus abdij in Westvleteren

Door Martine Meijers, in De Band sept. 2024, Antwerpen

 

Op de ochtend dat ik vertrek kleurt de lucht. Intense rode strepen, en schapenwolkjes. “Wat een bijzondere start van juist deze dag”, denk ik, “of ben ik een romanticus?”. Ik twijfel. “Is dat erg?” Ik twijfel opnieuw. “Life’s what you make it”, zong Talk Talk in 1985. En is dat niet zo? Hebben we niet een keuze om naar het licht te zoeken, open te staan voor het goede, zelfs door tegenslagen heen?

Op reis

De trein brengt me van Antwerpen tot Wervik, bijna aan de Franse grens, en van daar gaat het naar Ieper. Een gebied bezaaid met militaire begraafplaatsen, herinneringstekens en infoborden. Beklemmend is dat. Lang geleden en toch heel actueel en dichtbij.

Vervolgens komen we aan in Poperinge. Vanaf hier is het nog een wandeling van zes kilometer tot aan de Sint Sixtus abdij van Westvleteren. Mijn bagage op mijn rug, voel ik me een pelgrim, een hoopvolle zoeker, voor even bevrijd van alles wat moeilijk is.

Ik stap door een landelijk gebied, begroet koeien en schapen, fotografeer een kapelletje waar een enorme venkelplant tegenaan groeit. Een spetterend exemplaar, levenslustig zo te zien, in de bloei van haar leven. “Dag venkel, wat ben je mooi, dank je wel, nu ga ik weer verder”.

In de verte hoor ik de klok van de abdij, die de broeders roept voor een volgende gebedsdienst. Ik hoor de abdij dus voordat ik haar zie, want ze ligt ingebed in haar omgeving en hoewel ze redelijk uitgebreid is, is ze niet erg hoog of pronklustig.

Ik hoor de klokken en ervaar het als uitnodigend. Ze luiden, betrouwbaar, op vaste uren, telkens weer, en nodigen niet enkel de broeders maar ook de gasten uit.

 

Onrust

Eens aangekomen voel ik me enerzijds een ‘kid in the candystore’; overal tegelijk wil ik zijn, ik vlieg de bibliotheek in en kan niet kiezen uit alle titels, ik lees in het boek dat ik zelf meebracht, ik lees in de tijdschriften die ter inzage beschikbaar zijn in de gastenruimte, ik zit op het bankje onder de bomen, ik zit op een stoel in de zon, ik luister naar de vogels.

Tegelijk word ik me daardoor bewust van mijn diepe onrust. Ik lijk wel een zee-anemoon – mijn tentakels wuiven mee op de stromen, zijn overal, raken van alles. Mijn gedachten schieten alle kanten op, nerveus. De punten van de tentakels vermoeid. Ik vind geen focus, en juist op deze plaats wordt dat duidelijk.

Ik verlang ernaar om opgenomen te worden in het dagritme van het klooster. Zoals vroeger met het grote springtouw op de speelplaats, maak ik me klaar om erin te springen. Ook toen wist je je opgenomen in het gebeuren.

 

Beperking van keuzemogelijkheden

Ik vermoed dus dat de rust zal toenemen door de in het klooster geldende structuur.

En als dat zo is, dan is “Life’s what you make it” toch niet zo vrijblijvend als het lijkt. Ja je maakt er wat van, dat is zeker. En ja het mag zeker ook leuk zijn, en niet enkel serieus. Maar blijkbaar is een beperking van de keuzemogelijkheden een sleutel om rust en focus te vinden. Om je eigen gedachten te vinden. Om contact te maken met een diepere laag in jezelf.

De beperking wordt door de broeders ver doorgetrokken. Celibaat en een zeer beperkt sociaal leven, dat zijn toch wel grote offers. Je zou kunnen zeggen: een ontkenning van een belangrijk deel van mens-zijn.

Toch weten zij dit offer nodig. Om die focus te vinden, en om zo weinig mogelijk afleiding te hebben.

 

Kerk

Voor de eerste gebedsdienst zorg ik ervoor dat ik te vroeg in de kerk ben. Want die stille ruimte, daar gaat kracht vanuit. Het is er sober, muren en vloer in baksteen, het plafond van hout. De vorm ervan doet me aan een schip denken. En ertussen, blauw-grijze glas in lood ramen, een brede band die al naar gelang het buitenlicht binnenvalt, een figuur- en kleurspel maakt op de muur.

Het is er stil. Een dikke stilte, doortrokken van de sfeer van oneindig gezang. Oude woorden als ootmoedigheid, nederigheid en eerbied, komen onwillekeurig in me op. Die woorden hoor ik in mijn dagelijks leven niet. Ze zijn ingehaald. Maar ze komen wel in me op nu, en ze raken me. Hoe belangrijk lijken ze te zijn, in onze ingewikkelde wereld.

De broeders beginnen binnen te druppelen, in hun witte gewaden. Deuren worden zacht gesloten. Het blijft stil. Voordat ze gaan zitten buigen ze richting de afbeelding van Jezus aan het kruis. Eerbied, ik zei het al.

Tegelijk komt de protestant in mij tot leven, die zegt, ‘Hela! Het kruis moest leeg zijn, als teken van hoop, wegens de opgestane God. Ja er is lijden, maar er is ook hoop. Dat lijkt me zo belangrijk. Telkens weer. Hoop.’

Ik kijk, ik luister. De geprikkelde tentakels worden rustiger. Ik absorbeer.

 

Bidden

En de broeders zingen, en ze zingen en ze zingen. Heel beperkt wordt er gebeden met woorden. De abt roept God wel aan als hij zegt “Help ons Heer, want we weten niet eens hoe we moeten bidden”

Dat spreekt me aan. Want wat is dat dan eigenlijk, bidden?

Mediteren, dat is een woord dat iedereen wel kent en dat trouwens ook algemeen als positief wordt ervaren. Je zwijgt, je bent stil, je aanvaardt de gedachtenstroom die niet te stoppen is, herhaalt voor jezelf een bepaalde (Bijbel)tekst. Waardevol, vind ik. Rust zoeken, ervaren wat er in je omgaat. Veel mensen mediteren. Er wordt dus wel door veel mensen gezocht naar verdieping.

Bidden heeft wel wat van mediteren weg, maar het is uitgebreider. Omdat het wil uitreiken boven jezelf als persoon, contact zoeken met God, ruimte wil maken voor de wereld om ons heen, voor de mensen ver weg en dichtbij die het nodig hebben.

De broeders bidden en zingen ook in een kring en nodigen de gasten daarbij uit. Een grote kring, ieder de handen in de lucht. Wat gaat daar een sterke, ontroerende kracht vanuit. Zoals in onze eigen dienst, als we avondmaal vieren.

Bidden. Je legt om te beginnen letterlijk het werk neer, door je handen te vouwen, en je ogen te sluiten. Of je opent juist je ogen, laat licht en kleur binnenkomen. En staat op die manier open voor het mysterie, voor wat er om je heen is. Je spreekt tot God. Of juist niet. Een broeder, gevraagd wat hij zegt tegen God als hij bidt, antwoordt: “Niets. Ik luister”.

Maar essentieel is wel, het zoeken van contact met het Goddelijke. En wie is dat dan, die persoonlijke God? Wat een moeilijke vraag is dat.

Journaliste Naeeda Aurangzeb zei: “God, dat is de stilte tussen twee woorden”

Effectief, als de broeders zingen wordt er tussen de regels telkens een stilte ingelast die langer duurt dan je verwacht. En als een lied gedaan is, wordt het stil. En als een Bijbeltekst gelezen is, wordt het stil. En als een gebedsdienst gedaan is, wordt het stil.

In de stilte hoor je de gezangen nazinderen in je hoofd. Dat geeft een soort trilling in je zijn. Iets dat je beïnvloedt.

‘Hier zit je dan’, denk ik. Gericht naar een sobere muur. Aarzelend, onwennig reikend naar dat stille. Dat stille dat antwoordt in een zacht suizen (Elia op Horeb 1 Koningen 19: 11-12). Dat stille, dat onzichtbaar blijft.

“Het onzichtbare”, zegt de broeder, “is geen lege ruimte die nog opgevuld moet worden. Het is een geschapen, eeuwige werkelijkheid”.

 

Gemeenschapsvorming in de Bijbel

In de Bijbel vind je al verwijzingen naar gemeenschappen van gelovigen. Bijvoorbeeld Handelingen 2 : 44 – 47. Vroege bekeerden bleven bijeen en bezaten alles gemeenschappelijk, verkochten hun spullen, verdeelden hun geld naar behoefte, gingen samen naar de kerk, aten samen en loofden God. Toen al werd het belang ervan ingezien, en ik denk dat wij er vandaag baat bij zouden hebben dit ter harte te nemen.

 

In- en uit ademen

Het monastieke leven kent zoals gezegd een vastgelegd ritme. En het doet me denken aan wat de Oostenrijkse filosoof en schrijver Rudolf Steiner “in- en uitademen” noemde. Steiner doelde daarmee op het belang van een regelmatige afwisseling tussen mentale en fysieke inspanning op een dag. Hij was ervan overtuigd dat dit nodig is voor een mens om gezond te leven. Niet de hele dag op je computer werken, ook niet de hele dag met je handen werken. Afwisselen. De broeders organiseren zich ook zo.

 

Duurzaamheid

De Regel van Benedictus (daterend van de zesde eeuw) schrijft onder andere voor dat de monniken vegetarisch moeten eten, met uitzondering van een zieke broeder die aan moest sterken. Ongelofelijk hoe tijdloos ook dit vandaag nog is en hoe het als voorbeeld kan dienen. Uit soberheid, en respect voor de wereld.

In Westvleteren wordt er ook spaarzaam omgegaan met water, er worden biologische schoonmaakmiddelen gebruikt en er wordt zeer gedetailleerd afval gesorteerd.

 

Samenleven

Broeders kiezen elkaar niet. Ze zijn geroepen geweest, en leven om die reden samen. Ze spreken denk ik niet enorm veel met elkaar, maar toch wordt er gewag gemaakt van de te voorspellen irritaties onderling. Iets wat we allemaal kennen, en waar ik zelf niet altijd even goed raad mee weet in mijn eigen leventje.

De broeders gaan ermee om door zich telkens weer te herinneren dat iedereen een plaats heeft, een plaats inneemt. “We bestaan naast elkaar en dat is goed. Bedenk je dat je niet bezig hoeft te zijn met wat je denkt dat een ander vindt, of van jou vindt. En je hoeft er ook geen energie in te steken om je te bedenken wat jij van die ander vindt. Want ieder heeft zijn ruimte, en meer moet dat niet zijn”.

Wat geeft dat een vrijheid! Maar wel een blijvende aandachtsoefening, denk ik. We staan altijd zo gauw klaar om te oordelen, over anderen én over onszelf.

 

Tot slot

De dag van mijn vertrek woon ik om zeven uur ‘s morgens de Lauden bij. De nieuwe dag wordt welkom geheten, met aandacht voor alle levende wezens. Ik ga op pad richting het station en begroet onderweg in het ochtendlicht de wereld en de nieuwe dag.

Ik ben dankbaar om hier geweest te zijn, en ik realiseer me dat de oeroude kloostertraditie leunt op een grote wijsheid. De tijd dat de kerken en kloosters alles overheersten en bolwerken van macht waren, zijn voorbij. En dat is goed. Zo kunnen ze zich opnieuw richten op waar het om gaat.

Niet iedereen is geroepen om in te treden, dat is duidelijk. Maar laat ons hopen dat de weinigen die het doen, in staat zijn om dit vast te houden en blijvend te delen. Zodat hun gebeden voor de wereld blijvend hun invloed mogen hebben. Zodat ze een inspiratie kunnen blijven voor wat belangrijk is in het leven, en hoe je dat praktisch kunt maken. En zodat telkens opnieuw mensen in staat zullen zijn om in een stille wereld contact te maken met hun Bron.

 

Met dank aan alle broeders van de Sint Sixtus abdij, en de fijne groep mensen waarmee ik de abdij bezocht

Inspiratie om verder te luisteren of lezen:

  • Kerknet radio podcast “Sint Sixtus abdij Westvleteren”
  • VPRO Tegenlicht podcast “Is de naar zingeving zoekende Nederlander niet gewoon op zoek naar God?”
  • Het geluid van de stilte, geschreven door Tomas Sjödin
arrow